“Over 5 jaar loop ik de Spartathlon”

De Zestig van Texel wordt belicht in het begin deze maand verschenen nummer van Losse Veter middels vier interviews met ultralopers. Hier het interview met Carel Schrama.

Voor het eerst hoorde ik over ‘Texel’ in de kleedkamer na afloop van de Marathon Leiden 2002: een paar lopers hadden het over hun ervaringen in de Zestig van Texel en ik was zwaar onder de indruk van het feit dat zij het ogenschijnlijk heel gewoon vonden dat je een afstand verder dan de marathon kon lopen. Het jaar daarop maakte ik mijn ultraloopdebuut, niet op Texel maar bij mij in de buurt, tijdens de Zes Uur van de Haarlemmermeer op het terrein van Paswerk in Cruquius. Daar waren ook befaamde ultralopers als Ron Teunisse en Veron Lust aanwezig. Mijn ultraloophelden bleken gewone, aardige en benaderbare mensen te zijn waar je een praatje mee kon maken. Dat inspireerde me zo geweldig dat ik na de wedstrijd heel overmoedig tegen mijn vriendin verklaarde: “Over 5 jaar loop ik de Spartathlon”. In 2005 ben ik daarom bewust in Santpoort gaan wonen, want ik deed mijn trainingen het liefst in de duinen en op het strand. Zonder horloge, ik heb altijd op gevoel gelopen. Uit praktische overwegingen ben ik toen voor het eerst lid van een atletiekvereniging geworden, AV Suomi, waar niet alleen Ron lid geweest was maar ook ultralopers, en Spartahlon-finishers, als Jaap Swart en Henk Heemskerk.

De Zestig van Texel 2005 begon ik met de handrem erop, vrij achteraan, om maar niet teveel energie te verspillen op de strandstukken in de eerste helft. Het werd een mooie negatieve split met een eindtijd net onder de 5 uur. Op diezelfde dag liep Ron Teunisse voor het eerst na 10 jaar weer op het eiland van zijn overleden loopbroeder Jan Knippenberg: hij werd derde op de 120 van Texel. De contacten met Ron werden frequenter en hij stimuleerde me in mijn trainingen voor mijn ultieme ultraloopdoel – het lopen van de Spartathlon. En de 120 van Texel 2007 zou perfect in mijn programma passen om eind september dat jaar in Athene aan mijn queeste te beginnen. Voor die 120 van Texel moet je je kwalificeren, dus liep ik november 2006 tweehonderdvijftig rondjes op de kunststofbaan in Deventer: met een eindtijd van 8.57 op die 100 km was ik meer dan geslaagd. Hier kwam mijn ervaring op de vele 6 uurslopen die ik gedaan heb, goed van pas: rustig starten en dan een heel lang middenstuk waarin je het tempo consolideert en dan het laatste uur er alles uitpersen. Op zo’n klein parcours is het verleidelijk om te stoppen want de douche en je auto zijn vlakbij, maar je weet uit ondervinding dat je nagenoeg elke dip te boven gaat komen, dus blijf je in de race.

Die 120 van Texel, op 9 april 2007, ging super. Wat toen een onvergetelijke indruk op me heeft gemaakt waren de eerste uren. In de vroege ochtend in het donker starten; voor je zie je de langgerekte karavaan lopers en de rode achterlichten van de fietsbegeleiders en boven je een ongekend heldere sterrenhemel zoals ik die alleen uit Griekenland ken. Dan, genietend van het uitzicht op het drooggevallen wad en het geluid van de scholeksters, wordt het langzaam licht en probeer je een ritme te vinden dat je lang kunt volhouden. Terugkijkend is voor mij de 120 van Texel met afstand de mooiste ultrawedstrijd die ik heb gelopen. Ik was ook hier rustig gestart waardoor ik de tweede ronde slechts een verval van 20 minuten had. Met een eindtijd van 11.30 was ik 7e van de 14 mannen die wisten te finishen. De volgende testlopen gingen echter beroerd: bij de 24 uur van Apeldoorn en de 12 uur van Den Haag liep het voor geen meter en ik stond op het punt om het hele Griekenland-avontuur maar af te zeggen. Ron heeft me toen overtuigd om dat niet te doen. Door zijn geloof in mijn kunnen ging de knop om, en ben ik weer voluit gaan trainen en vooral focussen. Er kwam een goed begeleidingsduo, en een grote sponsoractie ten behoeve van het Liliane Fonds. Over de warme Spartathlon van 2007 zelf: die heb ik volbracht, samen met Simon Pols met amper een kwartier speling binnen de limiettijd van 36 uur. Op Youtube staat nog steeds het filmpje van onze tocht met markante finish.

Meteen na de Spartathlon ben ik ook betrokken geraakt bij het organiseren van een ultraloop. In december 2005 had ik een etappe meegelopen met marinier Hermy Heymann die in 5 dagen een Rondje Nederland van 340 km tussen zes kazernes deed. Toen Hermy later de organisator van de Jan Knippenberg Memorial werd, de strandloop van 161 km van Hoek van Holland naar Den Helder, ging ik voor hem de vrijwilligers regelen die de lopers in IJmuiden over de sluizen moesten gidsen naar het strand voor het tweede deel naar Den Helder. Ik heb dat 3 edities gedaan, voor de JKM’s van 2008, 2010 en 2012. Hier kwam mijn lidmaatschap van AV Suomi goed van pas, want zonder de inzet van vele leden van deze vereniging had dat niet gekund. Ik weet dus uit eigen ervaring hoeveel vrijwilligers er nodig zijn om voor een relatief kleine groep lopers zo’n lange punt-tot-punt wedstrijd te houden. Het is jammer dat de JKM van 2016 de laatste was, maar ook zeer begrijpelijk: los van het aantal vrijwilligers maakt ook de rompslomp van vergunningen en calamiteitenplannen zo’n wedstrijd door 16 (!) gemeentes eigenlijk ondoenlijk. Dat type lopen is alleen nog voor self-supporting ultralopers te houden, zonder een officieel wedstrijdetiket van de atletiekunie. Wat dat betreft is de organisatie op Texel natuurlijk in het voordeel: daar heb je maar met 1 gemeente te maken ;-).

Als ik terugkijk op mijn ‘ultraleven’ ben ik in de allereerste plaats dankbaar dat er door het lopen van de Spartathlon een vriendschap voor het leven met Simon is ontstaan en dat Ron en ik bevriend zijn geraakt: ik heb indertijd zijn boek mogen uitgeven – ‘De koerier die nergens bij hoort’ , nog steeds leverbaar – en ik loop nog regelmatig met beide mannen een rondje in de duinen. Maar ook Texel is een blijvertje geworden: mijn vrouw en ik verblijven elk jaar een keer of twee op het eiland om lopend en fietsend van de natuur te genieten.

{b}Carel Schrama{eb}
(carelschrama <> ziggo.nl)

{i}Nawoord Martien Baars{ei} – De tekst hierboven staat in het begin deze maand verschenen nummer van Losse Veter. De Zestig van Texel wordt daarin belicht aan de hand van vier interviews met ultralopers. Nieuwsgierigen naar de andere drie interviews – met Lex de Boer, Gerry Visser en Wilma Dierx – worden verwezen naar dat blad, ruim te koop in boekhandel en sportzaken. Bij het deel over Carel Schrama staat een foto die Carel aanleverde met de finish van Simon en hem op die Spartathlon van 2007, met Cees van der Woude en Jan-Albert Lantink als enthousiaste supporters. Het interview met Carel Schrama vond op Texel plaats – de andere drie heb ik telefonisch ondervraagd – en de versie hierboven is wat langer dan wat gepubliceerd is: om aan de eisen voor de maximale lengte van het artikel te voldoen heb ik de hele alinea over de Jan Knippenberg Memorial geschrapt.
Het genoemde viertal is van plan om op zondag 7 april weer aan de start te staan van inmiddels de 15e editie van de tweejaarlijkse Zestig van Texel. De voorbereidingen zijn in volle gang. Net als in 2017 krijgen de lopers op de 120 van Texel weer een life tracker maar ook de toppers (m/v) op de 60 km worden nu van zo’n ding voorzien. Bij de RUN Winschoten 50 km en bij de Marathon Terschelling zijn gratis Zestig-inschrijvingen aan de winnaars uitgereikt, en dat gaat ook gebeuren bij de Spark Spijkenisse Marathon (16 december) en bij de Blaauwbekmarathon en de TexelTrail (beiden op 2 februari).